In goede herinnering aan An Rutgers van der Loeff

Zes maanden na verschijning van haar biografie overleed An Rutgers van der Loeff. Voor Literatuur zonder leeftijd legde Joke Linders vast hoe het schrijven van die biografie verliep. 

In een poging An Rutgers van der Loeff te leren kennen onderzocht ik alles wat maar over en van haar te vinden was: brieven, dagboeken, archiefmateriaal, agenda’s, boodschappenbriefjes, kattebelletjes, gedichten, romans en andere bewijzen van haar bestaan. Ik sprak met familie, vrienden, collega’s, kennissen, relaties en ten slotte ook met haarzelf. Materiaal uit de eerste hand, een unieke kans om uiterlijk, gezichtsuitdrukking, stembuiging en houding van je onderwerp te leren kennen. Maar ook riskant. Het gebied tussen oprechte belangstelling en ongewenste intimiteit is bijzonder schemerig. En toch gold ook in het geval van An Rutgers van der Loeff dat haar biografie pas geschreven kon worden nadat ik alles gezien, bestudeerd, ondervraagd en begrepen had. Een en ander heeft ertoe geleid dat ik gekozen heb voor een werkwijze waarin haar werk de leidraad vormde voor de levensfeiten. Alles wat gezegd, onthuld, verklaard moest worden, is aanwezig. Niet altijd als uitbundige versiering op de taart, wat pijnlijk was zit vaak verborgen in de laagjes waaruit de taart is opgebouwd. Nu haar leven is afgerond, kijk ik in goede herinnering terug naar een vruchtbare periode van strijd en soms echte ontmoetingen.

De eerste keer dat ik An Rutgers van der Loeff bij haar thuis bezocht, zette de toon voor hoe we op zoek zouden gaan naar het hoe en waarom van haar boeken, haar schrijfwijze en werklust, naar haar visie op het leven, op mensen en zichzelf. Het was de toon van een vriendelijk soort muziek met afstandelijkheid als leidmotief en uitbarstingen van irritatie als variaties op het hoofdthema. Het basso continuo was een tweeklank van zich gevleid voelen en onzekerheid over de uitkomst ervan. Wat bedoeld was als een hernieuwde kennismaking – ik had haar drie jaar daarvoor op Pax bezocht voor een portret in ‘En nu over jeugdliteratuur’ – werd door An gebruikt voor een afbakening. Een biografie? Dat iemand zoveel tijd aan haar wilde besteden! Er was al veel over haar gepubliceerd. Daar was niets meer aan toe te voegen. Meer dan één gesprek was beslist overbodig. Haar geheugen was de laatste jaren steeds minder geworden. Ze zou niet veel meer weten en dikwijls het antwoord schuldig moeten blijven. Te zijner tijd wilde ze natuurlijk wel lezen wat ik ervan zou maken. Dat was nu eenmaal haar gewoonte. Ze had interviews zo mogelijk altijd gelezen en gecorrigeerd. ‘Je woorden worden al te makkelijk verkeerd geïnterpreteerd of komen geheel verkeerd over.’ Later zou ik in het archief van haar man ontdekken hoe waar dat was. Ik vond er voorstellen voor wijzigingen in interviews, een keer zelfs een vrijwel geheel herschreven interview, of uitnodiging voor een gesprek daarover.

Als An het voor het zeggen had gehad, had ze het liefst zelf de dirigeerstok voor haar levensverhaal in handen willen houden. Zoals ze alles in haar leven, inclusief haar dood heeft willen regelen. ‘Zij was een generaal’ zeiden vrienden en magen gekscherend. Iemand die weinig tegenspraak duldde en veel eiste van anderen: kwaliteit, inzet, intelligentie vooral. Dat was overigens geen eenzijdige beweging, want dat eiste ze ook van zichzelf. Haar hele leven heeft ze keihard gewerkt, met volledige inzet van haar krachten. Wat aan die werkdrift ten grondslag lag? Waarom zij zo’n sterke behoefte voelde om de touwtjes in handen te houden, de regie te voeren…? Dat zijn vragen waar ze zelf geen antwoord op had. Zelfreflectie was niet An’s grootste kwaliteit. Natuurlijk dacht ze wel na over het leven, over normen en waarden. Haar boeken staan boordevol positieve, humanistische idealen als doorzettingsvermogen, samenwerking, vertrouwen, strijd tegen discriminatie en voor vrouwenemancipatie. Haar hele leven, huwelijk en kinderen, veertig jaar kinderliteratuur en vertalen had ze overdacht en in kaart gebracht. Voor elke gebeurtenis of ontwikkeling in haar leven had zij een antwoord gevonden, een passende verklaring inclusief twijfel. Zeker nadat ze in Mijn tuin, klein erfgoed de taal had gevonden om haar jeugd en kinderjaren op Pax en het moeizame huwelijksleven van haar ouders te verwoorden. Als ik meer wou weten of begrijpen dan de pasklare antwoorden boden, ontstonden er pijnlijke momenten van irritatie. Dan brak er angst door en onzekerheid over datgene wat zij inmiddels met de mantel der liefde en vergetelheid had bedekt. Op zulke momenten voelde ik me een indringster, maar mocht ik ook even naar binnen. Toen ik bijvoorbeeld de briefwisseling met Stuiveling ter sprake bracht en wilde weten wat zijn kritiek betekend had voor haar zelfvertrouwen als schrijfster, toonde zij zich geïrriteerd. Waarom had Miek [=haar echtgenoot] al die onzin bewaard? Waarom moest ze daar nu nog mee geconfronteerd worden? Dat was toch allemaal voorbij, vergeten, onbelangrijk? Waar de correspondentie met Stuiveling in relatie stond tot haar werk, kon over de redelijkheid daarvan nog gesproken worden. Terughoudender was zij als er privé-zaken aan de orde kwamen. De teleurstellingen in het huwelijk, de pijnlijke brieven die ze na de dood van haar man had gevonden, de moeilijkheden met de kinderen en vooral de jongste dochter, het had allemaal geleid tot een geleidelijk verlies van geloof in het harmoniemodel. Haar positieve mensbeeld was in de loop der jaren afgebrokkeld, cynischer geworden. Zoals alles minder was geworden: energie, mobiliteit, creativiteit. Met de dood van Miek was niet alleen haar levenspartner en kameraad, haar administrateur en reisgezel weggevallen, het hele beeld van zinvol leven dat ze voor zichzelf had opgetrokken, stortte in elkaar. Miek was een grotere steun geweest dan ze zichzelf ooit had toegegeven.

Het leven had weinig betekenis meer voor An Rutgers van der Loeff sinds er geen opdrachten meer waren, sinds het schrijven niet meer lukte en die uitingsvorm was weggevallen. In het Rosa Spierhuis heeft ze nog geprobeerd haar herinneringen, verwerkt in de lappendeken, te beschrijven. Het werden tachtig vellen folio-formaat met hier en daar overlappingen met Mijn tuin, klein erfgoed (later herdoopt tot De seizoenen van mijn leven), met enkele nieuwe anekdotes, over de oorlog bijvoorbeeld, over haar meisjesleven, over de kinderen, maar het bleef machteloos gebroddel waarvan ze zelf wist dat het niet goed was. De taal om er iets van te maken ontbrak. Ze kon geen structuur vinden voor haar emoties en het ontbrak haar aan moed of mogelijkheden uit te diepen wat haar werkelijk dwars zat. De zelfcensuur was te groot. Literair exhibitionisme had ze in anderen immers altijd verworpen.

Staan in andermans schoenen. An Rutgers van der Loeff heeft steeds geprobeerd in andermans schoenen te staan. Ze hoopte dat op die manier grenzen overgestoken zouden kunnen worden en barrières geslecht. Ze geloofde in vertrouwd raken met andere geesten, culturen en opvattingen. Dat zou leiden tot verdraagzaamheid, tot een nieuwe toekomst. Zij was op en top het kind van de niet partijgebonden socialistische, vaag humanistische idealen van na de oorlog. Maar ze heeft zich zo getraind in het staan in andermans ziel en emoties dat ze het staan in eigen emoties nooit echt onder de knie heeft gekregen. Ze was er misschien wel bang voor. Zoals ze bang was voor de oude dag die haar de bescherming van het schrijven en schilderen, van het succes had ontnomen. In de gesprekken die we gedurende twee jaar voerden, dook vroeger of later altijd haar moeder op, een vroeg geëmancipeerde, krachtige figuur. An Rutgers van der Loeff groeide op in de beschutting van een welvarend bourgeois milieu en in de schaduw van die alom aanwezige, expressieve vrouw. Nora Basenau-Goemans had uitgesproken opvattingen en projecteerde op haar dochter al haar idealen. Ze vond haar Anneke heel bijzonder, begaafd op artistiek, creatief en literair gebied, maar evenzeer op het gebied van sport en sociale omgang. Dat beeld kon niet aangetast worden. Het werd eerder versterkt door de adoratie van tante Lapp, Anneke’s pleegmoeder en intiemste vriendin van haar moeder. Tegenover al dat mooie, spannende en heerlijke stonden de duistere momenten van de ruzies tussen haar ouders, haar moeders hevige huilbuien en de onzekerheid over de gesloten vader. Die onveiligheid werd weliswaar gecompenseerd met vakanties, feesten, paardrijden of andere momenten van ontspanning. Maar toch… Toen Anneke ouder werd en ontdekte dat zij in intellectueel opzicht zeker net zoveel, zo niet meer talenten had dan haar moeder, begon zij haar moeders vertalingen te corrigeren. Was dat een eerste poging haar moeder te overtreffen?

Haar studietijd kenmerkt zich door eenzelfde dubbelheid als haar jeugd. Het was eind jaren twintig tenslotte nog tamelijk bijzonder als een meisje klassieke talen ging studeren. Maar de zelfstandigheid van dat bestaan werd afgeschermd doordat ze thuis bleef wonen en op moeilijke momenten, tijdens de groentijd bijvoorbeeld, ’s avonds door haar moeder van de tram werd gehaald. Zij vloog al vroeg in de troostende armen van haar toekomstige man en gaf zonder veel aarzeling haar studie op, toen dat haar nodig scheen. Miek was een jeugdvriend die ze al vijftien jaar kende. Bij zijn ouders in Amsterdam en in Huizen was ze kind aan huis. De warmte en de veiligheid waren er echter, harmonieuzer dan in An’s ouderlijk huis. Bij Miek en zijn familie moest het heerlijk toeven zijn, vooral omdat Miek haar grenzeloos bewonderde en haar vanaf het begin alle ruimte gaf. Het vooruitzicht van een toekomstig veilig nest en Miek’s liefde hielpen An niet al te lang stil te staan bij de tragische zelfdood van haar vader. Het bepaalde de richting waarin ze verder wilde gaan. Minstens net zo zelfstandig en succesvol worden als haar moeder, maar dan in een gelukkig huwelijk zonder ruzies en ruimte voor ontplooiing. Een huwelijk waarin kameraadschap en geborgenheid de twee belangrijkste peilers dienden te zijn. Des te heviger was de schok toen enkele jaren na de oorlog bleek dat Miek niet eerlijk was geweest tegenover haar en niet had durven spreken over zwakke momenten in zijn onderduikperiode. Dat hij daarover en over alles wat daaruit was voortgekomen gezwegen had, heeft haar vertrouwen ernstiger geschokt dan zijn feitelijke ontrouw. Het was een onherstelbare scheur in het harmoniemodel dat zij van het leven had opgebouwd. Ze zocht compensatie in idealen, in keihard werken, in niet zoveel hoeven nadenken, maar werd geleidelijk cynischer en onzekerder. Zou ze zich vergist hebben in de mensen?

Toen ze haar idealen niet meer kwijt kon in verhalen over dappere kinderen en mensen, over waarachtige keuzes en levensvraagstukken werd het leven zo leeg dat de angst ervoor groeide tot proporties die niemand in haar omgeving goed heeft kunnen begrijpen. De confrontatie met het beeld dat haar biografe van haar leven had gemaakt, An Rutgers van der Loeff viel haar niet makkelijk. Ze voelde zich er ‘onbehaaglijk’ bij, al waren er nauwelijks concrete punten die ze afwees. De presentatie van het boek heeft ze ondanks die onbehaaglijkheid haar volle steun gegeven. ‘In goede herinnering’ schreef zij als opdracht in mijn eerste exemplaar. Haar tachtigste verjaardag heeft ze na enige aarzeling met grote inzet gevierd. Tot haar opluchting kreeg ze weer plezier in interviews, in optreden voor radio en televisie. Maar het was een tijdelijke opleving, waarna de leegte alleen maar harder aan kwam.

Dat An Rutgers van der Loeff trouw is gebleven aan haar diepe overtuiging dat een mens als het leven geen zin meer lijkt te hebben, het recht heeft dat leven in eigen hand te nemen, getuigt van grote wilskracht en karakter. Misschien speelt daarin mee dat ze het anders heeft willen doen dan haar moeder die te laat van Pax vertrok, een onwaardige oude dag had in een verpleeghuis en volkomen uitgeput stierf. Dat laatste heeft zeker een rol gespeelt in 1985 toen ze haar dierbare Pax verruilde voor het Rosa Spierhuis. De alomtegenwoordige moeder die haar tot schrijven bracht, heeft An ook geïnspireerd tot grote nauwgezetheid en ernst bij haar werk, tot een poging haar kinderen een minstens even aangename jeugd te geven als zij zelf had gehad. Zo mogelijk zelfs beter, zonder de schaduwzijdes van de eeuwige ruzies. Het is tragisch genoeg een keurslijf geworden dat begon te knellen. Voor haar man, soms voor haar kinderen, vaak voor haar werk waarin op den duur de idealen sterker klonken dan de literaire middelen waarvan zij zich bediende. En tenslotte voor haarzelf. Bij haar begrafenis waren veel belangstellenden. Vooral mensen met wie zij de laatste jaren haar onzekerheden deelde. Het aantal collega’s uit de jeugdliteratuur was op één hand te tellen. Dat onderstreepte haar eenzame positie.