Mensje van Keulen

Duisternis en helderheid
Op een vrijdag in december, de dertiende dag van die maand in het jaar 1991, is aan Mensje van Keulen de ‘Nienke van Hichtumprijs’ uitgereikt voor haar derde kinderboek Vrienden van de maan. Een perfecte dag voor iemand die mateloos geïnteresseerd is in duisternis en griezel.

Met Vrienden van de maan bevestigde Mensje van Keulen haar kwaliteiten als schrijfster voor kinderen in de Angelsaksische traditie. Haar debuut Tommie Station, dat in 1986 een Zilveren Griffel verwierf, werd meteen vergeleken met het werk van Roald Dahl. Ook bij haar zijn machtsmisbruik en corruptie ingebed in avontuurlijke, geestige en fantasierijke verhalen en spelen vrouwen niet bijster aantrekkelijke rollen. Het grote verschil is dat haar levensvisie wezenlijk minder somber is. Ze drijft wel de spot met de zwakke eigenschappen van de mens, maar vertrouwt op zijn natuurlijke overlevingsdrang. Dat blijkt wel uit het einde van Vrienden van de maan. Anneke ontsnapt met grote moeite aan de bloeddorst van de vampiers. Maar wat zou er gebeurd zijn als Landolino respectievelijk Luzabel toch de tanden in haar hals zou hebben gezet? Geen nood, dan had ze toch gewoon teruggebeten!

Vrienden van de maan is een prachtig griezelverhaal waarin veel horrorelementen een plekje kregen: koude, stank, bloeddorst, heksen, vleermuizen, een maanlandschap, grafkisten, kelders, knoflook en kastelen. De moedervampier die in de mensenwereld op zoek gaat naar een aantrekkelijk meisje voor haar zoon, garandeert een aantal geestige situaties en veel aangename verwarring. Voeg daarbij een beeldende, snelle stijl van schrijven dan zal duidelijk worden waarom dit boek door de Campertstichting is bekroond.

‘Vampiers hebben altijd tot mijn verbeelding gesproken’, vertelt Van Keulen. ‘Doden die tot leven komen of levend begraven mensen, dat is toch fantastisch! Als kind vertelde ik graag griezelverhalen aan mijn jongere broer en zus. Daarom heb ik dit boek aan hen opgedragen. Vampiers, dracula’s met scherpe hoektanden, vleermuizen, een decor van maanlicht, de geur van de duinen, prachtig romantisch materiaal dat zich uitstekend leent voor een kinderboek. Daar komt bij dat de kinderen op de school van mijn zoontje waar ik in de bibliotheek ging helpen, altijd vroegen om verhalen die èn grappig èn spannend zijn. En daar hebben ze wel een beetje gelijk in, vind je niet? Een vampierverhaal moet uiteraard voldoen aan de regels van het genre met echte bloeddorstige vampiers erin. Niet dat er zoveel bloed vloeit in Vrienden van de maan, het gaat eerder om de spanning van ‘zo zou het kunnen’. Daarom wordt één figuur ook echt gebeten, al levert dat geen druppel bloed op. Slechts twee kleine gaatjes. En van de treinconducteur wordt gezegd dat hij een nek heeft om van te watertanden, ‘een geschoren vlezige nek die boven het kraagje van zijn uniform uitpuilde’.

Mensje van Keulen heeft haar hele leven geschreven. Realistische romans, novelles en reisverhalen en sinds 1985 ook kinderboeken. Schrijven voor kinderen levert haar een ander soort plezier op. Al is het genre beslist niet makkelijker. ‘Eerder moeilijker, want je moet rekening houden met je publiek. Dus niet te lange zinnen, geen onmogelijke woorden kiezen,maar ook cliché’s vermijden. De hoofdstukken niet te lang maken, zodat je ze goed kunt voorlezen. En verder…ik weet niet wat het geheim is. Ik geloof dat ik bij het schrijven voor kinderen uitga van mijzelf, van het kind dat ik was en dat nog steeds in me zit. En tegelijk is er een soort afstand, ben je de regisseur die toeziet of het wel leuk en prettig is, en kijk je kritischer naar je figuren. Misschien dat ik daarom een voorkeur heb voor duidelijke types.’ Een paar maal in het gesprek laat Mensje van Keulen merken dat ze het volkomen onterecht vindt dat er vaak zo minachtend over kinderboeken wordt gedacht. ‘Mensen die dat zeggen. Daar is iets mee. Die hebben het kind in zichzelf verstopt en roepen dat een kinderboek niks kan zijn of minder goed geschreven is. Onzin. Schrijven voor kinderen is net zo goed worstelen met de taal, de spanning en de samenhang.’ Op lezingen vertelt ze altijd over haar werk voor volwassenen èn over haar kinderboeken. ‘Daar lees ik graag uit voor. Dat gaat, vreemd genoeg, makkelijker. Meestal reageren de mensen enthousiast. Ze zakken onderuit en ontspannen zich. Net of ze weer even kind mogen worden.’

Bij zichzelf constateert ze iets vergelijkbaars. Alsof het schrijven van een kinderboek compensatie biedt voor al het boze in de wereld. Een vorm van therapie, suggereert ze spottend. Er zit ook meer humor in mijn kinderboeken en ze lopen altijd goed af. Op het nippertje dan, want dat houdt de spanning erin. Het lijkt me gewoon prettig als je kinderjaren plezierig verlopen en kinderboeken maken daar nu eenmaal deel van uit. Natuurlijk komen er ook vervelende, onbetrouwbare of ongure types in voor, maar die overdrijf ik zo dat ze lachwekkend worden. Er is al narigheid genoeg en kinderen zijn zo kwetsbaar. Je moet zorgvuldig met hen omgaan.’ Haar eigen kindertijd herinnert ze zich niet speciaal als een vrolijke tijd. De jaren vijftig waren saai en koud, boeken vormden de oase waarin ze zich terugtrok. Uit school vlug naar huis om te lezen of te tekenen. Ze zat het liefst binnen.

Na de middelbare school wilde Van Keulen naar de Academie voor Beeldende Kunst. Omdat ze daar nog te jong voor was, volgde ze hier en daar wat lessen en ging tenslotte als au pair naar Londen. Tussen de bedrijven door leerde zij tekenen en begon ze publiceren in Propria Cures. De Groene Amsterdammer en De Linie. Eerst vooral tekeningen, later verhalen. De drang tot schrijven bleek het sterkst. ‘Het is zo bevredigend als er iets uit je vingers komt, ook al loop ik vaak te mopperen en te kreunen dat ik het niet kan. Uiteindelijk lukt het meestal. Worstelen met taal is een uitdaging voor me. Het maken van alfabetrijmpjes in Van aap tot Zet was één groot spel, een voortdurend balanceren en kiezen. Erg leuk. Zoiets zou ik nog wel eens willen doen.’ In haar vijfde kinderboek, Meneer Ratti, speelt een volwassene de hoofdrol, een kinderhater, een man die zo griezelig is, zo onaangepast, dat iedereen daar wel iets in kan herkennen. Is de overeenkomst met Roald Dahl toeval? ‘Dat denk ik niet. Ik heb grote bewondering voor zijn werk en vakmanschap. Ik heb ook iets met Engeland en ben dol op Engelse kinderboeken, de plattelandssfeer van Secret Gardens en The Railway Children, de romantiek van het ellendige stadsleven bij Dickens, de griezelverhalen van E.A. Poe. Het idee voor een verhaal over een man in een kelder zat al een hele tijd in mijn hoofd. Ik wilde eigenlijk aan een roman begin- nen toen ik ergens in Zwitserland een glas wijn kreeg aangeboden van wijnhuis Ratti. Dat was zo toevallig, toen moest dat verhaal over meneer Ratti er eerst maar uit.Jan Jutte maakt er de tekeningen bij. ‘Hij heeft ook Van aap tot Zet geillustreerd en de samenwerking is gewoon perfect. Alles aan zijn tekeningen klopt met wat ik wil zeggen. Hij is tot in het kleinste detail integer en zorgvuldig. Ik begrijp niet dat hij nog nooit een prijs heeft gewonnen. Hij maakt zulke mooie dingen.’

Met de Nienke van Hichtumprijs belandde Mensje van Keulen in een rij van gerespecteerde kinderboekenauteurs als Peter van Gestel, Willem Wilmink, Imme Dros en Iene Biemans. Het heeft haar aangenaam verrast, vooral omdat de prijs uit haar geboortestad komt.