Over Aidan Chambers

Aidan Chambers werd op 27 december 1934 geboren in Chester le Street, een mijnwerkersstadje in het noordoosten van Engeland. Hij was het enige kind van ongeletterde ouders. Dankzij Jim Osborne, leraar Engels op zijn middelbare school, ontwikkelde hij een passie voor lezen, schrijven en toneel. Na het vervullen van zijn sociale dienstplicht bij de Royal Navy ging hij Engels studeren aan het Borough Road College in Londen. In 1957 kreeg hij zijn eerste aanstelling als docent Engels en drama op Westcliff High School voor jongens in Southend-on-Sea. In deze omgeving speelt ook zijn eerste roman voor jongeren, Breaktime (Lang weekend op drie manieren). Discussies met collega’s daagden hem uit de betekenis van religie tot op de bodem te onderzoeken. In 1959 deed hij zijn belijdenis voor de Anglicaanse kerk. Een jaar later werd hij lid van een kleine kloosterorde, The Community of the Glorious Ascension in Stroud. Deze monniken combineerden bezinning (bidden, preken, gasten ontvangen) met onderwijs aan jonge mensen. Omdat hij graag schreef en veel van zijn leerlingen moeite hadden met lezen, bedacht hij speciaal voor hen verhalen en toneelstukken waarin ze zich zouden kunnen herkennen. Die werden enthousiast ontvangen. Toen publicatie ervan een conflict opleverde met zijn medebroeders, besloot hij uit te treden. Kort daarna, in 1967, ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Nancy Lockwood, een Amerikaanse die in Londen werkte voor Children’s Book News. Gedurende enige jaren schreef hij artikelen en kritieken voor onder meer Books and Bookmen, Times Educational Supplement, Books for Young Children en The Horn Book Magazine. In 1970 realiseerden Chambers en zijn vrouw een gemeenschappelijke droom en lanceerden zij Signal, een essayistisch tijdschrift over kinder- en jeugdliteratuur. Het blad, dat uitkwam bij hun eigen uitgeverij The Thimble Press, werd zo gezaghebbend dat het een poëzieprijs kon lanceren, The Thimble Press Award.

Eenzelfde betrokkenheid bij het lezen van jonge mensen blijkt uit Chambers’ pogingen belangrijke Nederlandse, Zweedse, Duitse, Franse en Italiaanse boeken in het Engels te vertalen. Samen met de Australiër David Turton richtte hij daartoe in 1990 een uitgeverij op, waarin met behulp van nationale ‘consultants’ de belangrijkste auteurs van ieder land een plaats zouden krijgen. Voor Nederland waren dat bij voorbeeld Wim Hofman, Joke van Leeuwen, Imme Dros en Ted van Lieshout. Tot zijn spijt moesten Turton & Chambers na enkele jaren concluderen dat de belangstelling van de Engelstalige wereld voor spraakmakende Europese literatuur toch te gering was. De faam van Chambers berust deels op zijn opvattingen over het lezen van kinderen zoals vastgelegd in Tell me (Vertel eens) en The Reading Environment (De leesomgeving) en deels op zes stilistisch en compositorisch opmerkelijke romans voor adolescenten die elk een ander aspect van het volwassen worden belichten. Daarbij onderscheidt hij ‘writers’ – zij die vijfhonderd woorden over een willekeurig onderwerp op papier kunnen zetten – en ‘authors’. De laatste houden zich alleen bezig met ‘het scheppen’ als zodanig, ook en vooral als de richting waarin het verhaal zich ontwikkelt een andere is dan bij aanvang de bedoeling was. Dat laatste ziet hij als een vorm van kunst, literaire kunst. Zowel voor zijn didactische/essayistische als voor zijn literaire werken ontving hij vele prijzen. In 1978 werd zijn kritisch werk voor het eerst bekroond met de Children’s Literature Association Award for Literary Criticism. Later volgden bekroningen voor zijn boeken, waaronder de Carnegie Medal voor Niets is wat het lijkt en drie Zilveren Griffels in Nederland. In 1985 voor Het geheim van de grot, in 1986 voor Tirannen en in 1994 voor De tolbrug. Zijn meest prestigieuze literaire bekroning is de Hans Christian Andersenprijs, een oeuvreprijs die hem in 2002 in Basel werd overhandigd. Zowel in Engeland als in Zweden zijn hem eredoctoraten toegekend.

Werk Op grond van zijn eigen ervaringen als lezer ontdekte Chambers dat jonge mensen meer kunnen met literatuur dan volwassenen doorgaans denken. Hun literaire mogelijkheden nemen toe zodra ze de betekenis van taal voor zichzelf ontdekken. In publicaties als De leesomgeving. Hoe volwassenen kinderen kunnen helpen van boeken te genieten en Vertel eens. Kinderen, lezen en praten onderzoekt hij die ‘mogelijkheden’ niet alleen maar biedt hij ook hulpmiddelen om ze te vergroten. Met behulp van vragen die aansluiten bij wat de lezer zelf ervaart, voelt, weet en kent kunnen volwassenen kinderen helpen de schoonheid en reikwijdte van taal te ervaren. Door ze een rijke literaire omgeving te bieden met boeken, leestijd en leesmogelijkheden creëren volwassenen de omstandigheden waarin kinderen kunnen uitgroeien tot echte lezers. Door eisen te stellen aan de literatuur die kinderen lezen, kan iedereen, ongeacht zijn afkomst of intelligentie, de waarde van literatuur voor zichzelf ontdekken. Lezen is geen passieve maar juist een creatieve bezigheid, stelt Chambers keer op keer. Dit aan de receptietheorie ontleende gedachtegoed probeert hij via workshops en cursussen over te dragen aan docenten en andere volwassenen, die deze ervaring op hun beurt met kinderen en jong volwassenen kunnen delen. De eerste verhalen en dramateksten van Chambers, die vooral spannend, herkenbaar en taboedoorbrekend waren, zijn nooit vertaald, omdat de auteur ze zelf niet goed genoeg, niet doorleefd genoeg vond. Het geheim van de grot en Tirannen, beide boeken voor lezers vanaf een jaar of negen, verkennen bij uitstek de binnenkant van de kinderziel. Beide ogen als min of meer traditionele vertellingen maar onderscheiden zich door zorgvuldige spanningsopbouw, levendige stijl en psychologische diepgang. Beide bevatten verschillende verhaallagen en rekenen af met de gedachte dat kinderen alleen maar aardig en lief zijn. In de door omstandigheden opgedrongen vriendschap tussen de timide William en de veel agressievere Gwyn in Het geheim van de grot doet zich een crisis voor als William ontdekt dat Gwyn in een grot een zeehondje gevangen houdt. Met het bont daarvan hoopt hij veel geld te verdienen. William is verontwaardigd over zoveel gemeenheid. Om de zeehond te redden, moet hij niet alleen zijn eigen angsten en onzekerheden overwinnen, hij zal ook een belofte moeten breken. Diezelfde spanning tussen trouw zijn aan jezelf en voldoen aan de verwachtingen van de buitenwereld speelt in Tirannen, een schokkend verhaal over de terreur van het pesten. Vier meisjes uit de betere milieus lijken een hecht bondgenootschap te vormen. Alleen de enigszins bedeesde en niet op de voorgrond tredende Angus ziet hoe Lucy langzaam maar zeker ten onder gaat aan de terreur die haar ‘vriendinnen’ over haar uitoefenen. Omdat ze geen verklikker wil zijn, weigert ze de hulp in te roepen van volwassenen. Doordat noch haar ouders noch haar onderwijzers doorhebben wat er gaande is, loopt de situatie bijna uit de hand.

Trouw aan wat hij in zijn essays betoogt over het belang van narratieve technieken, experimenteert Chambers in de zes romans die hij voor adolescenten schreef met taal en vorm. Niet uit drang tot deconstructie maar uit solidariteit met jongeren en de verwarring waar zij bij het opgroeien doorheen gaan. Vanaf Lang weekend op drie manieren tot en met Dit is alles werkt hij met perspectiefwisselingen, afwisseling van verschillende soorten teksten, dialogen, brieven, dagboekfragmenten, lijstjes, terugblikken, mijmeringen, cartoons, beeldgedichten en verwijzingen naar grote voorgangers als Shakespeare, Salinger, Murdoch, Joyce, Vonnegut en Anne Frank. Taal biedt mogelijkheden tot denken, zo betoogt hij keer op keer. Taal daagt uit tot het ontwikkelen van ideeën, het begrijpen van jezelf en de wereld om je heen. In zijn manier van vertellen kan een schrijver dus iets tot uitdrukking brengen. In elk van de zes boeken die wel ‘The Dance Sequence’ worden genoemd (dans van verhalen en personages, gebeurtenissen, ideeën en ervaringen, maar vooral van woorden en taal) belicht hij een ander aspect van de adolescentie. Vragen als wie ben ik of wil ik zijn?, geloof ik in God, in mezelf of juist in de ander?, hoe sta ik tegenover seksualiteit en de andere sekse?, wat wil ik met mijn leven en wat betekent de geschiedenis voor me? komen op verschillende manieren aan de orde. In die zin zijn het alle zes initiatieromans. Hoewel de boeken geen serie vormen in de klassieke zin van het woord – de held of heldin is steeds iemand anders – tonen ze wel verwantschap. Met elkaar vormen ze het portret van kritisch denkende en sensitieve jongeren die worstelen met de grote vragen van het leven. Opvallend is de rol van vrouwen. Per boek neemt hun invloed toe. Is ‘het meisje’ in Verleden week nog een mannelijke fantasie en in Je moet dansen op mijn graf vooral een helpende hand, in Nu weet ik het is Julie een levensechte figuur die grote invloed heeft op Nik. In De tolbrug neemt Tess de touwtjes in handen als haar vrienden het niet meer weten. In Niets is wat het lijkt draait het verhaal om de vrouwen, terwijl Dit is alles geschreven is vanuit de buitengewoon eloquente en getalenteerde Cordelia. Deze ontwikkeling is de weerslag van wat zich de afgelopen vijftig jaar heeft voorgedaan, meent Chambers. De vrouw, of beter de vrouwelijke eigenschappen/kwaliteiten, zijn steeds belangrijker geworden in onze maatschappij. Daarbij is taal een bij uitstek vrouwelijke activiteit die zeer bepalend is voor hoe mensen met elkaar omgaan.

Verleden week, dat oorspronkelijk in Nederland verscheen onder de titel Lang weekend op drie manieren, begint met de uitdagende bewering dat literatuur in feite bedrog is, een verzinsel waar je niets aan hebt. Waarna Ditto zijn vriend Morgan met zelfgeschreven teksten een weekend lang tot andere gedachten probeert te brengen. Op die manier ontstaat een roman binnen de roman, waarin Ditto zowel schrijver als personage is. De tegenstelling tussen Morgan die literatuur maar ‘lulkoek’ vindt en Ditto die in romans de steun vindt die hij nodig heeft, is uitgewerkt in een collage van verschillende typen tekst. De spanning tussen feit en fictie loopt gelijk op met die tussen de seksen. Daardoor handelt Verleden week zowel over literatuur als over fysieke en met name seksuele ervaringen.

In Je moet dansen op mijn graf staan emotionele ervaringen centraal. De ondertitel ‘een leven en een dood in vier delen, honderdzeventien stukjes, zes doorlopende verslagen en twee krantenknipsels met een paar grappen, een stuk of drie puzzels, wat voetnoten en af en toe een ramp om het verhaal te laten lopen’, geeft al aan dat hier opnieuw sprake is van een bijzondere manier van vertellen. In één grote reconstructie probeert Hal duidelijk te maken waarom hij op het graf van zijn vriend Barry heeft staan dansen. In de stukken die hij in opdracht van de rechtbank voor zijn maatschappelijk werkster schrijft, wordt de uiterst ingewikkelde liefdesrelatie tussen hem en Barry stap voor stap onthuld. Diens plotselinge dood is voor Hal een onthutsende confrontatie met wat voor hem werkelijk van belang is. ‘We zijn wat we willen lijken, dus moeten we goed nadenken over wat we willen lijken.’

De twee kranteknipsels waarvan in de ondertitel sprake is (‘een leven en een dood in vier delen, honderdzeventien stukjes, zes doorlopende verslagen en twee krantenknipsels’, etc) vormen het begin en het einde van het boek. In het openingsbericht valt te lezen dat een zestienjarige jongen voor de kinderrechter is gevoerd op beschuldiging van grafschennis. Het bericht aan het einde van het boek geeft aan dat de jongen met een vriend de afspraak had gemaakt dat als een van hen zou sterven, de ander op zijn graf zou dansen. In de rest van het boek komen de achtergronden van deze daad naar voren. Hal Robin, de grafschenner, schrijft zijn verhaal op verzoek van een sociaal werkster. Centraal staat de homoseksuele relatie tussen Hal en zijn vriend. Barry is niet altijd trouw. Na een scène loopt Hal weg. Wanneer Barry op een motor achter hem aan gaat, verongelukt hij. Hal wordt door de kinderrechter voor een jaar onder toezicht gesteld. Het boek heeft een tamelijk ingewikkelde structuur. Sommige fragmenten handelen over de periode voor de dood van Barry, andere bevatten commentaar op de gebeurtenissen. Hal laat zien hoe hij vanuit een dagboek tot een fictioneel verhaal kan komen. Chambers heeft ook delen van de verslagen van de sociaal werkster opgenomen. De gesprekken tussen Barry en Hal eisen veel van de lezer, omdat er sprake is van een hoog intellectueel niveau.

Nu weet ik het, waarvoor Chambers’ eigen ervaringen in het klooster uitgangspunt waren, onderzoekt de waarde van spiritualiteit. Nik (Now I Know) is een anagram voor ‘kin’, verwant, en ‘ink’, het materiaal waarmee een schrijver zijn personages tot leven brengt. Het is een klein voorbeeld van het feit dat bijna alles, ieder woord, iedere naam, iedere geur meer betekenissen heeft dan je in eerste instantie zou denken. Zeer tegen zijn zin krijgt Nik op school de hoofdrol in een film over Jezus. Omdat een ongelovige die rol moeilijk kan spelen, wil Nik eerst de feiten en de achtergronden van het leven van Jezus leren kennen. Dat onderzoek brengt de zeventienjarige in contact met Julie, een overtuigd gelovige en feministe. Hun relatie is er een van aantrekken en afstoten, zowel in religieuze, filosofische als fysieke zin. Dat het grootste deel van de communicatie via cassettebandjes verloopt – Julie raakt bij een terroristische aanslag ernstig verlamd – versterkt niet alleen het drama maar demonstreert opnieuw dat mensen elkaar alleen via de taal kunnen kennen.

De tolbrug gaat over de liefde die wij vriendschap noemen en de prijs van het volwassen worden. Alle vier de hoofdpersonen zijn op zoek naar hun identiteit. Met name Jany, Adam en Tess worstelen met de vraag welke rol zij in het leven willen en kunnen spelen… Ieder van hen moet als het ware over de brug komen en daar de tol voor betalen. Jany, de ik-figuur die net eindexamen heeft gedaan, wil zijn eigen leven leiden. Hij wil niet langer de zoon zijn van zijn ouders, laat staan de vriend van zijn vriendin. Hij kiest voor een baantje als tolbrugwachter, ver weg van de bewoonde wereld. Al spoedig komen allerlei bezoekers zijn kluizenaarschap verstoren en moet hij zich opnieuw tot zijn omgeving verhouden. Een mens kan kennelijk moeilijk alleen zijn. Zijn belangrijkste tegenspeler is Adam, een eenzame figuur met twee gezichten, een Januskop vol geheimen. Chambers zelf omschreef De tolbrug als een ‘recognition story’, een verhaal dat mogelijkheden biedt tot herkenning en identificatie. Het boek zit vol literaire verwijzingen, van de bijbel tot Beckett, van Kafka tot Calvino, van Robinson Crusoë tot Janus, de Romeinse god die deuren en poorten bewaakt.

Niets is wat het lijkt speelt in Amsterdam, de stad waaraan Chambers zijn hart verloor toen hij er in de jaren zeventig voor het eerst was. Langs verschillende lijnen en generaties onderzoekt het de keuzes die een mens moet maken, in oorlog en in vrede, in de liefde en in het aangezicht van de dood. Het verhaal over de Engelse Jacob die naar Nederland gaat om de vrouw te ontmoeten die in de oorlog zijn gewonde grootvader verpleegde (zijn grootmoeder Geertrui), verbindt het heden van de Amsterdamse grachtengordel met de slag om Arnhem in 1944, voorbije geschiedenis met de tijd van nu, kleinkinderen met hun grootouders. Beide verhalen gaan over liefde en over de dood. Geertrui werd als negentienjarige hartstochtelijk verliefd op de Engelsman die zij verzorgde. Jacob komt tot de ontdekking dat zowel meisjes (Hille) als jongens (Daan) aantrekkingskracht op hem hebben. Hij zal een keus moeten maken, zoals de oude Geertrui uiteindelijk kiest voor euthanasie.   

Met Dit is alles. Het hoofdkussenboek van Cordelia Kenn, het meest omvangrijke deel, sloot Chambers zijn cyclus voor adolescenten af. Het is een verslag van Cordelia’s tienerjaren, geschreven vanaf het moment dat ze weet dat ze zwanger is. ‘Ik maak dit boek voor je terwijl ik op je komst wacht. Ik ben eraan begonnen zodra ik wist dat je verwekt was. Ik wil het je geven op je zestiende verjaardag. Weet je, een paar weken na je geboorte word ik twintig, en die twee gebeurtenissen samen zullen het einde markeren van mijn jeugdjaren, want dan ben ik moeder en niet langer een onverantwoordelijke jongere.’ Net als Het hoofdkussenboek van Sei Shōnagon, een klassieker uit de Japanse literatuur, bestaat Dit is alles uit verschillende boeken, opgeborgen in zes dozen die ieder een bepaalde periode uit Cordelia’s leven beslaan. Zes verschillende onderzoeken die samenvallen met de worstelingen in ieder van Chambers’ romans. Net als de personages in die eerdere boeken verdiept Cordelia zich in de betekenis van literatuur, muziek, spiritualiteit, kennis, geloof, wetenschap, vriendschap, seks; alle belangrijke aspecten van het leven waartoe een mens zich moet verhouden. Aan het eind is er dan dat grote slotakkoord van verlies en gemis, van afscheid van wat nog veel langer had moeten duren. Cordelia sterft, haar dochtertje en diens vader leven voort; haar dagboeken getuigen van haar sterke persoonlijkheid en optimisme.

In de dertig jaren van zijn schrijverschap verwierf Chambers zich een wereldwijde reputatie als leesexpert en auteur van literaire romans voor adolescenten. Veel van zijn boeken, Verleden week, De tolbrug en Niets is wat het lijkt zijn bewerkt tot films en/of toneelstukken. De onderwerpen die Chambers in zijn boeken aansnijdt, getuigen steevast van grote sociale, morele en emotionele betrokkenheid. De vorm waarin hij dat doet, wordt door critici nogal eens aangeduid als (te) moeilijk en (te) pittig voor jongeren. ‘Het zijn inderdaad geen romans voor tieners die een verhaal van a tot z voorgekauwd willen krijgen’, noteerde Selma Niewold naar aanleiding van De tolbrug in de Volkskrant. ‘Maar wie eenmaal in de ban geraakt is van zijn werk, zal erkennen dat we met een groot jeugdboekenschrijver te maken hebben.’ Het juryrapport bij de Zilveren Griffel voor Het geheim van de grot wijdt lovende woorden aan de degelijke compositie van het verhaal en de goede stijl van schrijven. Ook zou het verhaal jonge lezers herkenbare situaties bieden. Bregje Boonstra schreef in NRC Handelsblad over dit boek: ‘Het verhaal is spannend en door de zeehondjesromantiek waarschijnlijk extra aantrekkelijk. Het zit kundig in elkaar en is vlot en met gevoel voor humor geschreven.’ Over Je moet dansen op mijn graf waren de critici vrijwel unaniem lovend. Rindert Kromhout sprak in de Volkskrant van een knap verhaal dat voldoende spanning en humor bevat. Haarlems Dagblad oordeelde: ‘Fascinerend geschreven, afwisselend van vorm en stijl (-) Een psychologisch en literair hoogstandje in de adolescentenliteratuur.’ Een boek van Aidan Chambers heeft altijd een stevig concept, bevat altijd zinderende fragmenten en neemt de adolescent verdomd serieus, schreef Ed Franck in De Standaard. Ondanks zijn hoge literaire ambities heeft Chambers zich een groot publiek en internationale faam verworven. Zijn boeken worden uitgegeven in Scandinavië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Italië, Israel, Australië en de Verenigde Staten.

(Artikel zoals verschenen in Lexicon van de jeugdliteratuur, juni 2011. Voor uitgebreide bibliografie zie aldaar. Joke Linders vertaalde van hem The Reading Environment, 1991 (De leesomgeving. Hoe volwassenen kinderen kunnen helpen van boeken te genieten, 2002) en Tell me, 1993 (Vertel eens. Kinderen, lezen en praten, 2002Zie ook www.aidanchambers.co.uk