5 Verhouding leven-werk

 

Grof gesproken verraden titels van biografische geschriften twee soorten opvattingen. Voorkeur voor fabuleren blijkt uit de keuze voor tot de verbeelding sprekende titels die de held van het verhaal typeren: Een zondagskind (Anne de Vries), Rebel & Dame (Top Naeff)of Liefde is heel het leven niet (Henriëtte Roland Holst). De meer zakelijken (dan weet je waar je aan toe bent) beperken zich tot de naam van de held: Carmiggelt of Slauerhoff. Slechts in een enkel geval volstaat alleen de voornaam: Anna. Veel biografen of hun uitgevers hechten aan neutrale toevoegingen als ‘een’ biografie (in plaats van ‘de’) dan wel ‘leven en werk van’.

In alle gevallen gaat het om het verhaal van een mensenleven op basis van materiaal ontleend aan bronnen. Die van de verbeelding als enige uitgezonderd. Met name bij biografieën van schrijvers dringt zich vervolgens de vraag op of aanwijzingen in het werk gebruikt kunnen/mogen/moeten worden. Theoretisch is die vraag makkelijk te beantwoorden. Een biograaf dient werk en persoon strikt gescheiden te houden. Wat de helden in een roman doen, zeggen of ondergaan kan/mag nooit ‘een op een’ verbonden worden met de persoon van de auteur. Daar zijn we het wel zo’n beetje over eens. Maar wat houdt dat ‘een op een’ eigenlijk in? Dat wat personages in een roman doen – scheiden, schieten, schuilen – niet automatisch geldt voor de auteur die de personages en de handelingen of emoties bedacht? Klinkt uitermate redelijk en verstandig.

Toch wringt menig biograaf zich in de onmogelijkste bochten om het werk – voorzichtig, voorzichtig – te gebruiken. Schrijven is immers een manier om je gevoelens en ideeën te verwerken? En putten de meeste auteurs voor hun romans, verhalen en gedichten niet uit wat ze uit eigen omgeving of ervaring kennen? Voorbeelden te over: Reve, Multatuli, Heijermans… Bn benadrukt Hella S. Haasse niet al jaren dat ze bestaat in wat zij schrijft?

Alfabetisch

Vrijwel de complete zomereditie van het Biografie Bulletin had het ik als onderwerp. Allerlei egodocumenten als brieven, dagboeken, autobiografieën en memoires werden besproken en onder de loep genomen. Over het werk als egodocument geen woord. Begrijpelijk want dat ligt een stuk ingewikkelder. Over een ding zijn we het eens: redeneren vanuit het werk naar het leven is levensgevaarlijk. Not done in feite. Maar gelijktijdigheden en overeenkomsten in leven en werk kunnen en willen de meeste biografen niet verwaarlozen. Een voorbeeld uit de praktijk. Bijna de helft van alle gedichten van Han G. Hoekstra handelt over de onweerstaanbare schoonheid van vrouwen of de moeizame relatie van de lyrische ik (altijd een man!) ten opzichte van het andere geslacht. Alleen de hoeveelheid al wettigt het vermoeden dat dat een belangrijk thema was voor de dichter. En dat wordt bevestigd door de feiten. Hoekstra had niet alleen vier wettige echtgenotes – niet ongebruikelijk in kunstenaarskringen halverwege de vorige eeuw – daarnaast had hij verschillende intensieve relaties met vriendinnen. Niet omdat hij zo’n Don Juan of Casanova was maar omdat hij in alle opzichten charmant was en zich de aandacht van vrouwen graag liet aanleunen. Die feiten mogen dan geen legitimatie bieden om zijn dichtregels een-op-een te verbinden met zijn eigen situatie, ze nodigen wel uit tot naast elkaar plaatsen van leven en werk.

Ad Zuiderent die in 1989 promoveerde op een studie over aspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol, loste dat probleem in Van Korreweg naar Korreweg, 75 plaatsen in het leven van Gerrit Krol voorbeeldig op. Hij schreef een biografie in alfabetisch geordende en prettig korte stukjes over plaatsen, personen en posities uit het leven van Gerrit Krol. Wisselende perspectieven zogezegd waarin Collega, Curaçao, Gymnasium, Kantoor, Klippen, Nachtmerrie, Nigeria, Pornografie, Prijzen, Regina en Venetië met elkaar een indrukwekkend en boeiend geheel opleveren. Een verrassingspakket noemde Janet Luis dit ‘springerig, laconiek getoonzette geheel, dat de grillige geest van Krol mooi weerspiegelt’ in haar bespreking in NRC Handelsblad. Het materiaal voor dit onorthodoxe en meeslepende levensgeschiedenis haalde Zuiderent uit het werk van Krol, uit brieven, knipsels, tijdschriften, foto’s, plattegronden, tekeningen en interviews. Alles keurig gedocumenteerd in een informatief notenapparaat. Belangrijker dan zijn methodische zuiverheid (want controleerbaar) is het resultaat: een meeslepend verhaal over een wiskundig genie dat dankzij zijn vrouw Janna gedurende vele jaren op grote hoogten wist te blijven. Het boek nodigt bovendien uit het werk van een van onze meest briljante auteurs opnieuw ter hand te nemen. Op die manier kan de lezer zelf vaststellen dat Krol niet alles maar wel heel veel eigen ervaringen en obsessies in zijn werk verwerkt.

Particuliere opvattingen

Mnder betrouwbaar is Memoires van een slecht mens van Theo Kars. Hoewel Kars ongeremd autobiografisch te werk gaat, suggereren toon en stijl dat er veel gefabuleerd moet zijn. Dat blijkt bij voorbeeld uit wat hij vertelt over zijn streng gereformeerde ouders, met wie hij vanwege zijn genotzuchtige instelling al spoedig brak. ‘Ik vond mijn moeder een verschrikkelijke, simpele huisvrouw, en mijn vader een pathetische sukkel. Ze geloofden in dingen als de hemel, of in materiële zaken. Op een dag dacht ik over ze na en kwam ik tot de conclusie dat ik ze totaal niet mocht. Naar dat inzicht heb ik sindsdien altijd geleefd.’ Dat mag Reviaans openhartig en eerlijk klinken, hoe slecht is dat eigenlijk? Zelfs over zijn oplichterspraktijken heeft hij na het uitzitten van drie jaar hechtenis nooit spijt gehad. ‘Ik heb in de gevangenis nooit getwijfeld of ik het nou wel had moeten doen. Ik heb er nooit het minste morele bezwaar tegen gehad. Ik heb mijn eigen levensloop, maar ook mijn eigen wetboek van strafrecht samengesteld. Er bestaat niet zoiets als absolute misdaad, vind ik. Dat hangt helemaal van de situatie af.’ Een aardige individuele opvatting waarmee hij maatschappelijk behoorlijk geïsoleerd komt te staan.

Het boek biedt meer van dat soort particuliere opvattingen. Kars verdeelt de mensheid in vier categorieën: de goed goeden, de slecht goeden, de goed slechten en de slecht slechten. Zichzelf plaatst hij in de derde groep: mensen met een dubbele moraal. ‘Ze zijn volstrekt betrouwbaar voor hun eigen omgeving, maar hebben er verder niets tegen om bijvoorbeeld de belasting te ontduiken.’ Interessant uitgangspunt voor een schelmenroman maar te klein of inderdaad te particulier voor een boeiend levensverhaal of memoires.

In Een vrouw om achterna te reizen kunnen lezers de zoektocht volgen die Annemarie Oster aflegt naar wie en wat haar moeder, Ank van der Moer, eigenlijk voor haar betekende. Een mooie vrouw, een gevierde actrice, een gemankeerde maar toch betrokken moeder? Als in een film trekken de beelden uit Annemaries jeugd voorbij. Haar moeder die zich klaar maakt voor een avondje uit met een van haar minnaars. Samen met haar moeder kleren kopen en taartjes eten. En natuurlijk de pleeggezinnen of opvangadressen waar dochterlief werd ondergebracht. De opluchting toen haar moeder met de verlossende woorden kwam dat zij naar ‘huis’ mocht komen. De schrijnende oude dag van de toneelspeelster en het gevoel van tekortschieten dat de dochter beleefde. Allemaal emoties die we in eerdere gebundelde columns al eens tegenkwamen, maar nu gepresenteerd vanuit een nieuw en rijper inzicht, met gevoel voor richting zeg maar. De auteur wilde zich niet alleen bevrijden van de haar altijd overschaduwende moeder, ze wilde op haar eigen mooie benen kunnen staan. Helemaal gelukt.

Zonder enige twijfel is alles wat Oster beschrijft echt gebeurd. Dat het resultaat in de verste verte geen biografie en zelfs geen autobiografie of memoires genoemd kan worden komt door de stijl en de aanpak. De afstand tussen de auteur en de lyrische ik in het boek is domweg te klein voor een biografie. De prettige ironie schept weliswaar afstand tot de realiteit maar eerder in de richting van fictie dan non fictie.

Met elkaar laten de drie genoemde titels zien dat de relatie leven – werk nooit eenduidig is. Zelfs wanneer, zoals in de drie hier aangestipte boeken het echte leven uitgangspunt is, representeert een tekst niet altijd de waarheid of de werkelijkheid. Een auteur heeft nu eenmaal een bedoeling met zijn of haar tekst. Die al dan niet bewuste bedoeling bepaalt hoe het verhaal van een mensenleven gehoord of gelezen kan worden: als objectief of subjectief, gekleurd of kritisch, ontmythologiserend of mystificerend, nuchter of overdreven, persoonlijk dan wel afstandelijk. Dat geldt net zozeer voor memoires en herinneringen als voor biografieën lijkt mij. Wat dat in concreto betekent voor de biograaf die overeenkomsten ziet tussen leven en werk, kan ook ik u niet precies vertellen. Geen overhaaste conclusies trekken lijkt me, zorgvuldig te raden gaan bij andere bronnen voor zover die er zijn en alles wat je te beweren denkt te hebben, onderbouwen. Vaag? Inderdaad, maar ik weet niets beters.

BB najaar 2010