Ook als je geen liefhebber bent van het werk van Dan Brown, J.K. Rowling of Terry Pratchett, kun je diepe bewondering hebben voor de wijze waarop deze schrijvers hun materiaal beheersen. Keer op keer produceren zij een spanningsboog rond figuren en gebeurtenissen die niet alleen per aflevering van 500 pagina’s moeten kloppen maar ook binnen de cyclus als geheel. Ouderwets monnikenwerk dat menig biograaf zal herkennen. In de ogen van sommige sceptici mogen biografen dan gemankeerde schrijvers zijn die voor hun werk afhankelijk zijn van hun onderwerp, ze moeten net als genoemde veelschrijvers een gigantische hoeveelheid feiten en visies ordenen alvorens ze daar een overtuigend, interessant en liefst ook boeiend verhaal van kunnen maken. Heb je daar tips voor, vroeg onze gewaardeerde hoofdredacteur.
Nee, die heb ik niet. En voor zover ik weet bestaan er ook geen blauwdrukken of richtlijnen voor het verzamelen en ordenen van je materiaal. De vijf biografische geschriften die ik tot nu toe voltooide, leverden geen methode op. Werkte ik aanvankelijk met systeemkaarten en mappen, later probeerde ik een combinatie van digitale en fysieke mappen casu quo ordners waarin per hoofdstuk een ordening aangebracht diende te worden. Losse invallen en aantekeningen gaan in een schriftje dat ik steeds door moeten ploegen om uit te vinden wat ik zoal noteerde en waar die aantekeningen thuishoren. Er zijn ook biografen die per dag, week, maand of jaar ordenen wat hun onderwerp deed, meemaakte, zei of schreef. Maar ik vrees dat ik niet ordelijk genoeg ben voor zo’n strikt chronologische aanpak. Mijn geest werkt anders, meer langs de lijnen van intuïtie en creatieve invallen.
Wapenfeiten
Een duidelijk advies op dit punt heb ik dus niet, al wil ik wel proberen te achterhalen hoe ik het tot nu toe deed. In grote lijnen dan. Voor An Rutgers van der Loeff, een biografie (1990) noteerde ik mijn bevindingen per titel, gebeurtenis, bron of interview op systeemkaarten, die per soort aantekening een andere kleur hadden. Roze voor de interviews, groen voor analyses van het werk, wit voor persoonlijke ervaringen etcetera. Alles met de hand genoteerd. Een intensief karwei met veel risico op vergissingen, omdat dezelfde wapenfeiten vaak op verschillende kleuren kaarten genoteerd dienden te worden. Onopgelost bleef hoe je die verschillende notities moest ordenen. Chronologisch? Logisch? Per hoofdstuk? Per keerpunt of wending in het leven van de gebiografeerde?
Voor Doe nooit wat je moeder zegt. Annie M.G. Schmidt, de geschiedenis van haar schrijverschap (1999) dat meer op haar werk dan op haar leven was gericht, besloot ik het anders aan te pakken. Per titel maakte ik een map waarin ik naast beschrijvingen en analyses reacties op dat boek verzamelde. Daarnaast waren er de mappen in een andere kleur waarin per jaar (of vijf jaar als dat beter uitkwam) de wapenfeiten van mijn onderwerp terecht kwamen. Bekroningen, ongelukken, huwelijken, kinderen, vakanties, uitspraken in interviews, verhuizingen, opleidingen enzovoort. Een derde reeks mappen (in weer een andere kleur) bevatte parafernalia. Een al even moeizaam systeem, omdat het meeste materiaal niet langs klare lijnen valt te snijden. Een interview gaat vaak over meer dan één boek of periode; brieven en autografen uit de ene periode kunnen betrekking hebben op een andere. En interviews overzien soms hele decennia, oeuvres en tijdgewrichten. Als je dan – wat mij overkwam bij Annie M.G. Schmidt – een flink aantal jaren nodig hebt, vallen zelfs de stevigste mappen door herhaald gebruik uit elkaar.
Bij Max Velthuijs werkte het weer anders. Voor Ik bof dat ik een kikker ben. Leven en werk van Max Velthuijs (2003) maakte ik voor een belangrijk deel gebruik van orale bronnen. Alles wat in de talrijke interviews aan bod kwam, moest gecontroleerd worden bij derden (echtgenotes en vrienden, kinderen, buren, archieven, opdrachtgevers, collega’s, uitgevers). Dat leverde tien tapes en schriften met aantekeningen op; aantekeningen die zich pas lieten verwerken en doorstrepen toen in grote lijnen duidelijk was hoe de biografie eruit zou gaan zien. Eerder thematisch dan chronologisch, hoewel chronologie en mensenleven doorgaans een natuurlijke eenheid vormen. Bij ieder nieuw thema liep ik mijn aantekeningen door en nam over wat relevant was – betreffende passage in het schriftje netjes doorstrepen – waarna het verhaal de regie overnam. Het ene woord lokt immers het andere uit.
Naast die schriften verzamelde ik feiten over algemene burgerzaken, prestaties, opleidingen en werkzaamheden. Vooral het onderzoek naar zijn prestaties als schrijver en schilder leverde interessante informatie op over wie hem op welke wijze had beïnvloed of wie op zijn of haar beurt door de meester was beïnvloed. De resultaten van dat onderzoek belandden zowel in digitale als tastbare mappen.
Schrappen en vergeten
Belangrijk punt van ordening zijn en blijven de keerpunten in iemands leven en werk. Welke zijn dat en op grond van welke factoren kun je die keerpunten vaststellen, definiëren? Familiezaken, oorlogen, verhuizingen, scheidingen en bekroningen spelen daar uiteraard een grote rol in. En dan heb ik – ik beken het nu maar eerlijk – ook wel eens een lijst van algemeen bekende, maatschappelijke gebeurtenissen gehanteerd. Vooral bij Witte zuster in donker Afrika, portret van een boerenfamilie (2008) bleek dat een handige bron van inspiratie. De kern voor dit literaire non fictieboek vormden de honderden brieven van, over en aan mijn onderwerp. Behulpzame vrienden en familieleden hielpen mij haar handschrift te ontcijferen en relevante passages over geloofszaken, avonturen in de missie, historische gebeurtenissen, koloniale of familiale aangelegenheden uit te typen. Die uitgetypte fragmenten leverden het materiaal op, dat ik na enige ordening in de computer kon terugvinden en gebruiken. Behalve de geadresseerde en de zender hanteerden we de tijd als ordeningsprincipe.
Mijn heldin, de jongste zus van mijn moeder, was geboren in 1892, vertrok in 1913 naar de missie en stierf in 1938 nog voor de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken. Welke politieke, religieuze, sociale of emancipatorische ontwikkelingen zouden haar leven en denken beïnvloed kunnen hebben? Het kinderwetje van Van Houten, de eerste vrouwelijke student aan de universiteit, verschuivingen in de arbeidsverhoudingen, de introductie van de fiets voor het volk? Het aantal mogelijkheden is schier eindeloos.
Ik ga het hier natuurlijk niet allemaal dunnetjes over doen, maar wereldoorlogen, economische crises, belangrijke politieke gebeurtenissen en maatschappelijke veranderingen zijn uiteraard belangrijke achtergronden bij een portret. Een beetje biograaf moet met zulke dingen rekening houden. Hij zal die uitstapjes maken waar zijn onderwerp om vraagt. Zoals je leuke anekdotes of gebeurtenissen moet durven schrappen of vergeten, omdat ze niets toevoegen of verduidelijken.
Voor de biografie van Han G. Hoekstra die ik samen met Janneke van der Veer schrijf (Een ongerijmd bestaan. Leven en werk van dichter, journalist en kinderauteur Han G. Hoekstra) hebben we het nog strakker proberen aan te pakken. Juist omdat twee personen moeten kunnen beschikken over alles wat er te vinden valt: data, achtergrondverhalen, genealogische feiten, gebeurtenissen, gedichten, interpretaties, relaties, krantenartikelen van en over deze dichter/journalist. Zijn rol in de literatuur voor de oorlog, in de oorlog en daarna. Zijn brieven, dagboekaantekeningen, foto’s… alles in tweevoud en ook nog eens digitaal geordend.
Is het werken in duo-verband makkelijker? Nee, niet makkelijker want omslachtig en tijdrovend, maar wel interessant en vooral inspirerend. Twee weten nu eenmaal meer dan een, zei mijn pleegmoeder altijd. En dat blijkt ook zo te zijn. Originele gedachten, gouden vondsten, kritische toetsingen en verklaringen komen dan van de een, en dan van de ander. Gelukkig laat het merendeel van die dingen zich per mail snel en veilig transporteren. Zo kun je de kennis, ervaring en ordeningskwaliteit van twee personen inzetten. Moeilijker is het schrijfproces als zodanig. Schrijven is zo’n persoonlijke aangelegenheid. Dat kun je niet met zijn tweeën doen. Maar als er wederzijds vertrouwen is, en dat is er, kun je over en weer veel oplossen met afspraken maken, redigeren, kritische vragen stellen en aanvullen. Het mooiste is natuurlijk dat je de beschikking hebt over twee geheugens. Want dat is misschien wel het belangrijkste en tevens meest hachelijke ordeningsprincipe dat een biograaf ter beschikking staat. Het geheugen. De beste bruggetjes in het verhaal, de mooiste verklaringen, de aardigste anekdotes komen voort uit dat stemmetje in je hoofd dat vlak voor het slapen gaan of bij het kijken naar een film zegt: misschien moet ik die uitspraak van Dick Bruna over zijn onderduik in de oorlog nog eens kritisch bekijken? Klopt dat met wat ik uit andere bronnen weet? En zou het niet zo kunnen zijn dat… Vermoeden, gissen, combineren, navragen, controleren…
Het enige principe dat alle mappen en systemen overziet, is het geheugen. Een even kwetsbaar als bruikbaar instrument, want een geheugen kan verstopt raken, overbelast, of niet goed functioneren. Ook op dat punt betekent het werken met twee geheugens een vermindering van het risico en een verdubbeling van kritisch inzicht en creativiteit.
Zal een beginnende biograaf na het lezen van deze praktijkervaring zich beter toegerust voelen? Onwaarschijnlijk. De ervaren biograaf kan er hooguit zijn of haar werkwijze naast zetten. Ik heb, vrees ik, alleen maar vage adviezen voor iemand die een biografie wil schrijven. Heb geduld met jezelf en met je onderwerp. Laat de tijd haar helende werk doen en verhoud je op zo’n manier tot je onderwerp dat je er dag en nacht, jaar in jaar uit mee bezig kunt zijn, met zijn of haar werk, familie, omstandigheden, tijdgenoten, ideeën. Komt dat niet in de buurt van wat we ‘houden van’ plegen te noemen?
BB zomer 2010