Als ik het ruim bemeet, kruisten de afgelopen twintig jaar zo’n tien biografische onderzoeken mijn pad. Het ene omvangrijker, feitelijker en van meer literaire aard dan het andere. Bijna steeds wist ik van tevoren waarin zo’n onderzoek moest resulteren. Eerherstel / aandacht / waardering (ontmaskering is voor mij geen uitgangspunt) in de vorm van een levensverhaal, met nieuwsgierigheid als ordenend principe.
Terugkijkend vallen me een paar dingen op. Hoe meer je bij aanvang weet over mogelijke lezers, belanghebbenden of belangstellenden, hoe makkelijker een project af te bakenen is. In dat opzicht verschilt de biografie niet van ander literair-historisch, sociologisch of psychologisch onderzoek. In alle gevallen is het stilistisch, structurerend en inlevend vermogen van de onderzoeker bepalend voor het eindresultaat.
Zowel theoretisch als in termen van media-aandacht is de biografie uitgegroeid tot een genre dat het in de lage landen bijna net zo goed doet als in het Britse Koninkrijk, lange tijd hét modelland voor biografen. Steeds meer auteurs hebben de uitdaging van de non fictie ontdekt. Steeds meer uitgevers voegen een biografische lijn aan hun fonds toe. En steeds meer prijzen sluiten de biografie niet langer uit van literaire bekroning. Mooie ontwikkelingen allemaal.
Zorgwekkender is dat ook de biografie deel is gaan uitmaken van een op vermaak gerichte cultuur waarin de eigen beleving centraal staat. Of zoals Marjan Schwegman het onlangs formuleerde op een symposium ter gelegenheid van het 65-jarige bestaan van het Niod: de wereld wordt gezien en beleefd als een verlengstuk van het eigen leven. In die cultuur krijgen biografen de vraag voorgelegd wat hun onderzoek zal onthullen: een fout oorlogsverleden, schandalen, affaires, wantoestanden, maîtresses – zelden maîtres -, corruptie, wanbeleid, overtredingen, ‘coming outs’ etc. Voor praatprogramma’s of interviews worden ze alleen nog genodigd als ze bereid zijn de geheimen van hun held(in) prijs te geven. Nieuws is niet langer ‘nieuwe feiten’ of ‘nieuw licht op bekende feiten’ maar ophef, sensatie en vermaak! Vandaar dat beginnende politici of scheidende voetballers in no time at all geportretteerd worden. En dat journalisten zich meer bezighouden met de fouten van kamerleden dan met hun respectievelijke capaciteiten, daden of verdiensten.
Waar de biografie naast een leesbaar en boeiend verhaal altijd een bijdrage wilde leveren aan het verstaan van iemands werk of handelen in een bepaalde tijd of groepering resulteert de groeiende belangstelling voor het persoonlijke in een horror scenario. Uitgevers wegen niet langer de literaire, historische of sociologische relevantie van het geschrevene, ze buigen zich vooral over de marktwaarde van het subject. Zullen de media er voldoende interesse voor hebben? Weten boekverkopers om wie of wat het gaat? Kunnen pr- en verkoopafdeling het onderwerp/de persoon in de markt zetten? Zonder meer kwesties die binnen het takenpakket van een uitgever vallen maar tegelijkertijd irrelevant. Mits goed aangestuurd is ‘de markt’ immers manipuleerbaar of tenminste in beweging.
Toen ik in 1987 het verzoek kreeg de biografie van An Rutgers van der Loeff te schrijven, kreeg ik te horen dat zoiets van grote betekenis kon zijn voor de emancipatie van de kinder- en jeugdliteratuur. Niemand vroeg of Mevrouw Van der Loeff een interessante persoonlijkheid was of spannende dingen had beleefd. Men wilde die biografie omdat haar werk van grote betekenis was geweest (en nog altijd is) voor veel jonge en oudere lezers.
Twintig jaar later verdiep ik me samen met Janneke van der Veer in het leven en werk van Han G. Hoekstra, de man van Het verloren schaap en ‘De ceder’, directe collega van Annie M.G. Schmidt, net als zij veelzijdig auteur, bekroond met de Constantijn Huygensprijs vanwege zijn oeuvre als dichter en werkzaamheden als letterkundige. Bovendien parolist van het eerste uur. De vraag die ons met betrekking tot die biografie het vaakst wordt voorgelegd is of zijn leven een beetje spannend was? Bij voorkeur net zo flamboyant als dat van prins Bernhard? Zijn betekenis voor de literatuur of het literaire veld voor, in en na de oorlog lijkt ondergeschikt aan de verwachte opwinding over het aantal keren dat hij trouwde (vier maal), zijn liefde voor de alcohol en mogelijke buitenechtelijke kinderen. Wat dat laatste betreft kan ik u meteen teleurstellen, die hebben we (nog) niet gevonden. Sterker, de biografen van Hoekstra zijn meer geïnteresseerd in wat deze man in de schaduw dreef dan in zijn nakomelingen. We willen weten hoe het kan dat iemand die in zijn tijd alom werd gewaardeerd en veel invloed had op het literaire en journalistieke leven inmiddels geheel verdwenen lijkt. We willen hem zijn plaats in het literaire veld teruggeven. Een lastige opgave op een moment dat een bij uitstek langzaam, zorgvuldig en genuanceerd genre als de biografie het slachtoffer dreigt te worden van de niets ontziende populariserings(= vulganiserings)drang. Alleen wat het volk omarmt is goed. Met brood en spelen hou je ze zoet.
Hoeveel biografisch onderzoek kan opleveren is al menig maal aangetoond. Als Felix Mendelssohn-Bartholdy zich niet zo had ingespannen de composities van Bach weer onder de aandacht te brengen, zouden wij zijn cantates en passionen misschien nooit hebben gekend. Is Eduard Douwes Dekker niet meer voor ons gaan leven doordat Dik van der Meulen hem tot leven bracht? En zou Lodewijk van Deyssel zonder de jarenlange inspanningen van Harry Prick niet al lang onder het stof zijn geraakt?
Dat biografen graag verder kijken dan de waan van de dag aangeeft, blijkt onder meer uit de vuistdikke maar evenwichtige levensbeschrijving van Pierre Kemp. Een leven door Wiel Kusters, het net zo dikke en zo mogelijk nog interessantere Het spoor terug. J.B.Charles/W.H. Nagel van Kees Schuyt, de even speelse als degelijke levensbeschrijving van Toon Hermans door Jacques Klöters en een verrassende verzameling biografische teksten met betrekking tot de kinderliteratuur, tekenaars, kinderboekenillustratoren geportretteerd. Joukje Akveld vroeg achttien gezichtsbepalende illustratoren van dit moment – onder wie Thé Tjong Khing, Sieb Posthuma en Martijn van der Linden – naar hun manier van werken, inspiratiebronnen, ambities en andere eigenaardigheden. Amber Beckers verluchtte de teksten met indrukwekkende foto’s en de niet vermelde vormgever strooide er prachtige tekeningen door en omheen. Waarom uitgever en/of vormgever de tekst in zo’n onleesbaar lichtgrijs lieten drukken, is mij niet duidelijk. Het belemmert de toegang tot het gebodene in ernstige mate. Jammer. Ook voor de dappere uitgevers Hoogland en Van Klaveren, die bereid bleken hun nek uit te steken voor een naar verwachting klein publiek.
En met deze uitbarsting is mijn biografische stoepje voorlopig wel weer even geveegd. Ik dank het Biografie Bulletin en vooral de scheidende hoofdredacteur Monica Soeting voor de gelegenheid mij geboden om gedurende een aantal afleveringen mijn(?) biografische praktijk onder uw(?) loep te leggen. Inmiddels dwarrelt de sneeuw in dikke vlokken naar beneden en wordt de wereld langzaam stil. Ideale omstandigheden om terug te keren naar de biografische arbeid.
4 december 2010.