Gouden Boekje:
Speels en spotgoedkoop
Interview in het Reformatorisch dagblad, 15-10-2010
Vierkant boekje, hardkartonnen omslag, een gouden bandje om bladen en kaft bij elkaar te houden. Dat is het Gouden Boekje. De nostalgische serie, die nog steeds uitbreidt, staat volop in de belangstelling.
Alle Gouden Boekjes die in Nederland zijn verschenen staan in haar boekenkast. Hoeveel? Ze weet het niet precies, „ik heb ze niet geteld.” Het is in elk geval een rij van zo’n 1,5 meter breed. Joke Linders, die eerder promoveerde op het schrijverschap van Annie M. G. Schmidt, is verknocht aan de Gouden Boekjes. In ”Ik hou zo van… de Gouden Boekjes” beschrijft ze de geschiedenis van de veel bejubelde boekjes in Nederland.
De serie, afkomstig uit Amerika, moest „dat deel van de mensheid bereiken dat nooit een boek kocht”, schrijft Linders. Dat is, dankzij de lage prijs –aanvankelijk 25 dollarcent– en de uitgekiende marketing, uitstekend gelukt. Maar ook de inhoud –die draaide om helden als Hondje Eigenwijs, Pietepaf en het Koekemannetje– speelde een belangrijke rol. „Avontuur in combinatie met veiligheid, individuele vrijheid in verbondenheid met anderen, levenslessen in kort bestek, speels gepresenteerd en spotgoedkoop”, aldus Linders, die zelf een paar jaar Gouden Boekjesredacteur was bij uitgeverij De Bezige Bij.
Vanwaar uw liefde voor de Gouden Boekjes?
„Die stamt niet uit mijn eigen kindertijd. Toen het eerste boekje uitkwam was ik al tien jaar. Ik heb ze wel voorgelezen aan mijn zusje. Ik raakte bijzonder geïnteresseerd in het fenomeen toen ik recensent was van kinder- en jeugdliteratuur. Ook omdat de Gouden Boekjes de eerste kinderboeken waren die in kleur verschenen.
Ik vond de fantastische kleuren als jong meisje al heel indrukwekkend, net als het beeld van de Amerikaanse samenleving dat wordt opgeroepen: snelwegen, skylines, de enorme ruimte op het platteland… De manier van illustreren was heel modern. De tekenaars gebruikten ongewone perspectieven zoals het kikkerperspectief of tekenden een situatie van opzij.
Als ik de verhaaltjes nu lees, zie ik krachtige, kleine avonturen en opwindende gebeurtenissen die goed aflopen.”
Wat gebeurt er als u de verhalen langs uw huidige kwaliteitsmeetlat legt?
Linders lacht. „Als de Gouden Boekjes het zonder de nostalgische gevoelens moesten doen en zonder het heimwee dat velen erbij voelen, zouden ze het nu moeilijker hebben. In kunstzinnig en artistiek opzicht is het prentenboek van nu veel verder en ook stilistisch stellen we hogere eisen.”
Is de kwaliteit van het kinder- en prentenboek van nu niet juist een gevolg van de Gouden Boekjes?
„Dat kun je wel zo stellen, maar is nooit keihard te maken. Er zijn nog al wat Nederlandse illustratoren –Max Velthuijs, Dick Bruna, Thé Tjong-Khing– door de serie beïnvloed. Dat probeer ik in mijn boek duidelijk te maken. Fiep Westendorp werkte bijvoorbeeld veel met vlakken, zoals Mary Blair in de Gouden Boekjes deed. Ergens anders zag je dat toen nog niet.
Toen de boekjes in 1942 in Amerika op de markt kwamen, was het nog helemaal niet zo gewoon om een kinderboek te kopen: dat was een dure aangelegenheid, voor de elite. De Gouden Boekjes lagen bij de supermarkt, waren op grote schaal beschikbaar. Dat was een doorbraak en ik denk dat het in Nederland net zo heeft gewerkt. Als ik naar mijn eigen jeugd kijk: ik had zelf één boekje van uitgeverij Sijthoff over een kabouter, mét plaatjes. Mijn 5,5 jaar jongere zusje had er dankzij de Gouden Boekjes veel meer. Ze waren veel spannender ook.”
Uitgeverij Rubinstein voegt ook nieuw geschreven boekjes toe aan de serie. Die moeten „absoluut in de geest zijn van het klassieke erfgoed.” Hoe doet de uitgever dat in uw ogen?
„Ze proberen het zonder enige twijfel heel erg goed. Die nieuwe boekjes passen in de geest en mentaliteit van de bestaande, maar er zijn verschillen. Neem de drie nieuwe boekjes van Toon Tellegen. Tellegen schrijft veel literairder, hij gebruikt ook beduidend meer woorden. Dat laatste vind ik jammer. Gouden Boekjes zijn vanouds goed te gebruiken voor heel kleine kinderen, bijvoorbeeld voor het slapen gaan. Ik heb Tellegen gevraagd: Waarom heb je de tekst zo lang gemaakt? Ik heb gewoon gedaan wat nodig was, zei hij. En dan is het natuurlijk goed.
Anderzijds: de serie kan dit best hebben. Als er geen nieuwe boekjes op de markt komen maar alleen oud materiaal, stort de boel in. Dat leren de feiten. Zoiets zou ook gelden voor Jip en Janneke of Nijntje. Ik ben juist zo blij dat de serie nog steeds kinderen kan bekoren. Mijn kleinkinderen kennen sommige boekjes bijna uit het hoofd. De boekjes gaan over universele gevoelens.”
In Amerika verschenen veel christelijke ”Little Golden Books”. In Nederland maar twee. Waarom?
„De twee deeltjes die De Bezige Bij in 1954 uitbracht werden erg negatief ontvangen door Bibeb, een journalist van Vrij Nederland. Ze ergerde zich aan het zoetelijke ervan. Bovendien was De Bezige Bij niet bepaald religieus georiënteerd en was de uitgave van deze twee boekjes al een beetje omstreden.”
Callenbach gaat, in samenwerking met Rubinstein, nu meer christelijke delen op de markt zetten. Hoe vindt u dat?
„Wat ik ervan vind, doet er niet zo veel toe. Rubinstein besloot het niet zelf te doen. Van de 2000 Amerikaanse titels die er zijn geven ze er sowieso heel veel niet uit. Ze maken keuzes. Zelf vind ik de nieuwe boekjes niet zo erg interessant. Ik heb vooral belangstelling voor de oudere delen, waaraan ik goede herinneringen heb. Uiteraard heb ik geen bezwaar tegen de uitgave. Maar ik zal ze niet gaan verzamelen. Dat zegt genoeg.”
De vraag kan niet uitblijven: wat is uw favoriete Gouden Boekje?
„Ik heb veel favorieten, voor elke krant een andere. Ik heb warme herinneringen aan ”Hoep, zei de chauffeur”. Dat heb ik met héél veel plezier aan mijn eigen kinderen voorgelezen. Het leent zich goed voor interactie tussen kind en boek. Bovendien straalt het boek iets van grote tevredenheid en blijdschap uit: voor iedereen is een plekje op de wereld. Dat vind ik een fijne boodschap voor het slapen gaan.”
Ik hou zo van… de Gouden Boekjes. Het verhaal van de Gouden Boekjes in Nederland, Joke Linders; uitg. Rubinstein, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 476 0940 7; 183 blz.; € 24,95.